Nieuws

11 minuten leestijd

De materiële geldigheid van een forumkeuzebeding in de zin van art. 25 Brussel I-bis Vo

De volgende annotatie (JBPr 2020/49) is geschreven door mr. drs. ir. E.J.H. Zandbergen. De annotatie heeft betrekking op ECLI:NL:GHARL:2019:10863.

 

 

Annotatie

  1. De casus die aan onderhavig arrest ten grondslag ligt, is vrij overzichtelijk. Canson komt in 1997 een schriftelijke distributieovereenkomst overeen met Talens, op basis waarvan Talens als exclusieve distributeur voor Canson in Nederland optreedt. De distributieovereenkomst bevat een forumkeuzebeding waarin is bepaald dat de Franse rechter bevoegd is om van geschillen tussen partijen kennis te nemen. De schriftelijke distributieovereenkomst verloopt eind 2001, maar partijen hebben de distributierelatie tot 2017 stilzwijgend voortgezet zonder een nieuwe schriftelijke distributieovereenkomst c.q. verlenging van de oude schriftelijke distributieovereenkomst overeen te komen. Canson beëindigt vervolgens in april 2017 de distributierelatie, waarop Talens voor de Nederlandse rechter een procedure entameert waarin zij een schadevergoeding van Canson vordert vanwege het opzeggen van de langdurige distributierelatie zonder het in acht nemen van een redelijke opzegtermijn.

  2. Canson beroept zich in eerste aanleg op het in de distributieovereenkomst opgenomen forumkeuzebeding, op grond waarvan de Nederlandse rechter onbevoegd zou zijn. De rechtbank heeft in haar vonnis in incident bepaald dat het beroep van Canson op het forumkeuzebeding niet opgaat, nu deze niet doorwerkt in de (niet in een schriftelijke overeenkomst vervatte) handelsrelatie van 2001 tot en met 2017. Canson heeft vervolgens (nu de rechtbank in het vonnis heeft bepaald dat tussentijds beroep mogelijk is) tussentijds beroep ingesteld tegen het vonnis in incident.

  3. Het antwoord op de voornaamste vraag in dit geschil – zijnde de vraag of de forumkeuze uit de schriftelijke distributieovereenkomst geldig is voor de door partijen voortgezette handelsrelatie – dient te worden gevonden in art. 25 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I-bis Vo). Indien de forumkeuze onder het toepassingsgebied van Brussel I-bis Vo valt (inhoudende dat de rechtsverhouding voldoet aan het internationaliteitsvereiste en het geschil valt onder de reikwijdte van Brussel I-bis Vo, zoals uiteengezet in art. 1 Brussel I-bis Vo) en tevens valt onder de formele reikwijdte van art. 25 Brussel I-bis Vo (de forumkeuze wijst een rechter van een lidstaat aan), dan zal (tenzij verweerder verschijnt als bedoeld in art. 26 Brussel I-bis Vo) het forumkeuzebeding worden getoetst aan art. 25 Brussel I-bis Vo. Daarbij zij voor de volledigheid vermeld dat een forumkeuzebeding wordt gezien als een apart beding dat losstaat van de hoofdovereenkomst waarin het is vervat, waardoor een eventuele ongeldigheid van de hoofdovereenkomst het forumkeuzebeding niet aantast.[1]

  4. Op grond van art. 25 Brussel I-bis Vo is voor een rechtsgeldige forumkeuze vereist dat, naast het vereiste dat deze betrekking heeft op een ‘bepaalde rechtsbetrekking’, er sprake is van wilsovereenstemming en daarnaast dient de forumkeuze aan een van de in art. 25 lid 1 sub a t/m c Brussel I-bis Vo vermelde vormvoorschriften te voldoen.[2] De vormvoorschriften beogen te waarborgen dat daadwerkelijk sprake is van wilsovereenstemming.[3] Uit de rechtspraak van het HvJ EU kan worden afgeleid dat, behoudens tegenbewijs, wordt vermoed dat er sprake is van wilsovereenstemming indien aan een van voormelde vormvoorschriften is voldaan.[4] Het begrip ‘overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter’ is een autonoom begrip en het bestaan van een dergelijke forumkeuze kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat aan voormelde vormvoorschriften is voldaan.[5] De wilsovereenstemming en de vormvoorschriften dienen aldus door de geadieerde rechter verordeningsautonoom te worden beoordeeld. Zo heeft het HvJ EU bepaald dat een forumkeuzebeding in algemene voorwaarden aan de vormvereisten voldoet indien in de door partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar deze algemene voorwaarden, de wederpartij bij een normale zorgvuldigheid deze verwijzing kan nagaan en tevens vaststaat dat deze algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de wederpartij zijn meegedeeld.[6] Aan de vormvereisten is volgens het HvJ EU ook voldaan indien bij online gesloten overeenkomsten op de website wordt geklikt op de knop inzake instemming met de algemene voorwaarden, mits dit gebeurde voorafgaande aan het aangaan van de overeenkomst (click wrapping).[7] Verder heeft het HvJ EU bepaald dat algemene voorwaarden met een forumkeuzebeding die slechts op de uitgereikte facturen staan vermeld, niet aan de vereisten voldoen.[8] Bovendien heeft het HvJ EU bepaald dat niet vereist is dat het forumkeuzebeding zodanig is geformuleerd dat louter op grond van de bewoordingen ervan kan worden bepaald welk gerecht bevoegd is, maar dat voldoende is dat het beding de objectieve elementen bevat waarover partijen overeenstemming hebben bereikt, waarbij die elementen (die voldoende nauwkeuring moeten zijn om de aangezochte rechter in staat te stellen te bepalen of hij bevoegd is) eventueel kunnen worden geconcretiseerd door de omstandigheden van het geval.[9] Rome I is dan ook niet van toepassing op forumkeuzebedingen (art. 1 lid 2 aanhef en sub e Rome I Vo). Indien aan de vereisten is voldaan, is in beginsel sprake van een rechtsgeldige forumkeuze en is de in de forumkeuze aangewezen rechter in beginsel bevoegd.

  5. Anders dan art. 23 Verordening (EG) nr. 44/2001 (Brussel I Vo), bevat art. 25 Brussel I-bis Vo vervolgens een tenzij-bepaling: de door de forumkeuze aangewezen rechter is bevoegd, tenzij de forumkeuze op basis van het recht van de lidstaat van de aangewezen rechter nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Of een forumkeuzebeding ten gunste van een gerecht van een lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft, dient op grond van considerans 20 van Brussel I-bis Vo te worden bepaald door het recht van die lidstaat, met inbegrip van het conflictenrecht van die lidstaat. Een forumkeuze brengt daarmee impliciet op grond van voormelde tenzij-bepaling een rechtskeuze met zich die ziet op de eventuele nietigheid met betrekking tot de materiële geldigheid van de forumkeuze. In potentie worden daarmee drie verschillende rechtsstelsels toepasselijk op de hoofdovereenkomst en de daarin vervatte forumkeuze, te weten (i) het recht dat (al dan niet op grond van een rechtskeuze) ziet op de hoofdovereenkomst, (ii) de verordeningsautonome interpretatie van het antwoord op de vraag of aan de vormvereisten van art. 25 Brussel I-bis Vo is voldaan en daarmee, behoudens tegenbewijs, of wilsovereenstemming met betrekking tot de forumkeuze bestaat en (iii) het recht dat ingevolge art. 25 Brussel I-bis Vo van toepassing is op de eventuele nietigheid van de forumkeuze (waaronder tevens het conflictenrecht van de lidstaat van het aangewezen gerecht).

  6. Daarmee rijst de vraag welke aspecten van de forumkeuze onder de materiële geldigheid vallen en hoe het begrip materiële geldigheid zich verhoudt tot de eveneens voor art. 25 Brussel I-bis Vo vereiste wilsovereenstemming en de in art. 25 Brussel I-bis Vo vervatte vormvoorschriften. Brussel I-bis Vo geeft hiertoe geen enkele verduidelijking. Zo meent Strikwerda dat het begrip ‘materiële geldigheid’ ziet op nietigheid wegens strijd met de openbare orde en goede zeden en op andere contractenrechtelijke aspecten van het forumkeuzebeding, zoals de voorwaarden voor en de gevolgen van een beroep op wilsgebreken.[10] Ibili meent dat ook de wilsovereenstemming onder het begrip ‘materiële geldigheid’ zou vallen.[11] Wij menen dat dit onaannemelijk is, nu daarmee de autonome vaststelling van de wilsovereenstemming terzijde zou worden geschoven.[12] Om dezelfde reden lijkt ons dit ook onaannemelijk ter zake van wilsgebreken. In geval van een wilsgebrek is weliswaar de wil wel gevormd, maar is deze gebrekkig tot stand gekomen.[13] Een van de doelstellingen van art. 25 Brussel I-bis Vo is immers een ‘daadwerkelijke instemming van betrokken’ aangezien dit artikel strikt moet worden uitgelegd omdat het het algemene beginsel van art. 2 t/m 4 Brussel I-bis Vo en de bijzondere bevoegdheden van art. 7 t/m 9 Brussel I-bis Vo uitsluit.[14]

  7. Naar ons idee leent deze uitleg van het begrip ‘materiële geldigheid’ zich dan ook voor enige nadere nuancering. Wij menen dat het (minst genomen) discutabel is of ook wilsovereenstemming en wilsgebreken onder de reikwijdte van het begrip ‘materiële geldigheid’ vallen. De tenzij-bepaling van art. 25 Brussel I-bis Vo ziet immers (ook gelet op considerans 20) slechts op de eventuele nietigheid van de forumkeuze en lijkt daarmee niet tevens een eventuele vernietiging wegens een wilsgebrek te omvatten. Daarnaast komt het ons vreemd voor indien allereerst aan de hand van een verordeningsautonome uitleg wordt vastgesteld of al dan niet sprake is van wilsovereenstemming (die in beginsel wordt afgeleid uit het voldoen aan de vormvereisten) en vervolgens aan de hand van het recht van een lidstaat (inclusief het conflictenrecht van die lidstaat) wordt geoordeeld of de wilsovereenstemming (vanwege een wilsgebrek) kan worden aangetast.[15] Een bevoegdheidsbeding, dat een procedurele functie heeft, wordt beheerst door de bepalingen van Brussel I-bis Vo, dat tot doel heeft eenvormige regels voor de internationale rechterlijke bevoegdheid in het leven te roepen alsmede om de rechtsbescherming te versterken door de eiser in staat te stellen om gemakkelijk te bepalen welk gerecht hij kan aanzoeken en de verweerder om redelijkerwijs te voorzien voor welk gerecht hij kan worden opgeroepen.[16] Een van de doelen van dit artikel is dus zekerheid voor de betrokken partijen en een zo eenvoudig mogelijke vaststelling van bevoegdheid zonder reeds inhoudelijk op het geschil in te gaan.[17] Van belang is aldus dat op voorhand zo veel mogelijk eenduidig is of het forumkeuzebeding al dan niet rechtsgeldig is, zodat (na een relatief eenvoudige toetsing aan de vormvereisten (en overige voormelde criteria) van art. 25 Brussel I bis Vo) de bevoegde rechter zich kan buigen over het inhoudelijke geschil tussen partijen. Dit doel wordt naar onze mening niet, althans zeker niet eenvoudig, bereikt indien de geadieerde rechter eerst moet vaststellen of er in aanvulling op het voldoen aan de vormvereisten van art. 25 Brussel I bis Vo tevens sprake is van wilsovereenstemming en van afwezigheid van een wilsgebrek, waarbij deze wilsovereenstemming en dit wilsgebrek dienen te worden beoordeeld naar het recht (inclusief conflictenrecht) van de lidstaat van de aangewezen rechter. Ook indien wilsovereenstemming wel verordeningsautonoom wordt beoordeeld (afgeleid van het voldoen aan de autonome vormvereisten), lijkt het ons om dezelfde reden niet gewenst dat wilsgebreken alsnog naar het recht (inclusief conflictenrecht) van de lidstaat van de aangewezen rechter worden beoordeeld. De beoogde eenvoud en voorspelbaarheid komen dan in het geding en verder valt niet goed in te zien hoe een wilsgebrek een geobjectiveerde wilsovereenstemming kan aantasten, nu deze wilsovereenstemming wordt afgeleid uit het voldoen aan de eveneens objectieve vormvereisten. Daarbij kunnen we ons een wilsgebrek bij een forumkeuzebeding niet goed voorstellen. Voor zover een partij de gevolgen van een forumkeuzebeding verkeerd inschat, zal in principe sprake zijn van een rechtsdwaling, hetgeen (op enkele bijzondere uitzonderingen na) niet kan kwalificeren als een wilsgebrek. Bovendien, als er sprake is van een wilsgebrek, zal dit veelal zien op de hoofdovereenkomst zelf en zal de bevoegde rechter hierover dienen te oordelen. Maar op grond van art. 25 lid 5 Brussel I bis Vo staat het forumkeuzebeding los van de overige bepalingen van de overeenkomst en kan de geldigheid van een forumkeuzebeding niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is, juist omdat allereerst dient te worden vastgesteld welke rechter bevoegd is om over een dergelijk wilsgebrek of andere ongeldigheid van de hoofdovereenkomst te oordelen. Ons is dan ook geen relevante rechtspraak bekend waarin een forumkeuze werd vernietigd vanwege een wilsgebrek. Het lijkt ons dan ook dat enkel indien een forumkeuzebeding nietig is wat betreft haar materiële geldigheid betreft (wat naar onze mening erop lijkt te duiden dat de aangewezen rechter niet zijn eigen dwingend recht en zeker niet zijn eigen regels van openbare orde hoeft te negeren), het recht (inclusief conflictenrecht) van de lidstaat van de aangewezen rechter een uitzondering kan maken op het forumkeuzebeding. Mede gezien het doel van eenvoud en zekerheid, dient de geldigheid van het forumkeuzebeding en de intentie van partijen geen rol te spelen.[18] De toegevoegde tenzij-bepaling in art. 25 lid Brussel I bis Vo dient naar onze mening dan ook restrictief te worden uitgelegd. Dit lijkt ons ook in lijn met art. 5 lid 1 Haags Forumkeuzeverdrag, dat bepaalt dat een verdragsluitende staat die in een exclusief forumkeuzebeding is aangewezen, bevoegd is kennis te nemen van een geschil waarop het beding van toepassing is, tenzij het beding volgens het recht van die staat nietig is. Wij menen daarom, anders dan voornoemde schrijvers die aanknopen bij het recht van de geadieerde rechter dan wel de aangewezen rechter, dat ook wilsovereenstemming en wilsgebreken verordeningsautonoom dienen te worden getoetst. Deze uitleg strookt ook met het gegeven dat het begrip ‘overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter’ verordeningsautonoom dient te worden uitgelegd.[19]

  8. Terug naar het onderhavige arrest. Allereerst valt op dat het hof meent dat niet alleen eventuele nietigheden wegens strijd met openbare orde en goede zeden[20] en wilsgebreken, maar ook contractenrechtelijke aspecten als aanbod en aanvaarding onder het begrip ‘materiële geldigheid’ vallen. Deze uitleg van het hof lijkt ons, zoals hierboven reeds uiteengezet, niet in lijn met hoe art. 25 Brussel I-bis Vo dient te worden geïnterpreteerd. Zoals reeds verduidelijkt, vallen naar onze mening noch de wilsovereenstemming noch eventuele wilsgebreken onder het begrip ‘materiële geldigheid’. Het antwoord op de vraag of met betrekking tot de forumkeuze wilsovereenstemming is bereikt en of is voldaan aan de vormvoorschriften, dient door het hof aan de hand van art. 25 Brussel I-bis Vo verordeningsautonoom te worden bepaald. Dit wordt door het hof ook zelf in rov. 3.6 overwogen,[21] maar vervolgens stelt het hof toch dat de wilsovereenstemming met betrekking tot het forumkeuzebeding aan de hand van Frans recht moet worden getoetst. Vervolgens menen wij dat het hof ook zelf verordeningsautonoom had moeten onderzoeken of er inderdaad sprake is van wilsovereenstemming Als gezegd, lijkt ons een wilsgebrek bij een forumkeuzebeding moeilijk voorstelbaar, maar er zou eventueel sprake kunnen zijn van tegenbewijs tegen het vermoeden dat uit het voldoen aan de vormvereisten een wilsovereenstemming kan worden afgeleid. Ervan uitgaande dat de forumkeuze is gebaseerd op wilsovereenstemming (die niet kan worden aangetast vanwege een wilsgebrek) en voldoet aan de vormvereisten van art. 25 Brussel I-bis Vo, zal ter zake van de bevoegdheid van de rechter enkel het antwoord op de vraag of de forumkeuze nietig is, moeten worden beoordeeld aan de hand van Frans recht.

  9. Onze conclusie is dan ook dat de door het hof in r.o. 3.10 van het tussenarrest geformuleerde vragen aan de deskundige niet geheel juist althans te ruim geformuleerd zijn, nu het antwoord op die vragen slechts deels relevant horen te zijn. Het hof had naar onze mening zelf (verordeningsautonoom) moeten beoordelen of voldaan is aan de vormvereisten van art. 25 Brussel I-bis Vo en of er sprake is van wilsovereenstemming met betrekking tot het forumkeuzebeding.

  10. Hierbij speelt bovendien het feit dat in de schriftelijke overeenkomst weliswaar een forumkeuzebeding was opgenomen, maar dat deze schriftelijke overeenkomst is opgezegd en partijen zestien jaar lang de handelsrelatie hebben voortgezet. De vraag is dus of dit forumkeuzebeding van toepassing is op deze handelsrelatie. Canson beroept zich daarbij op het Iveco/Van Hool-arrest, waarin het HvJ EG onder meer – kort gezegd – heeft geoordeeld dat indien het toepasselijk recht van de oorspronkelijke overeenkomst mondelinge verlenging toestaat, partijen gebonden blijven aan alle bepalingen, inclusief een eventueel overeengekomen forumkeuzebeding.[22] Het hof zal dus eerst dienen te bepalen welk recht op de handelsrelatie van toepassing is, nu dit bepaalt of het forumkeuzebeding nog van toepassing is. Bij verlenging van de overeenkomst zal ook de rechtskeuze naar Frans recht worden verlengd, maar indien er sprake is van een nieuwe overeenkomst, is Nederlands recht van toepassing aangezien de distributeur Talens in Nederland is gevestigd (tenzij anders blijkt uit niet in het arrest vermelde feiten, lijkt het ons overigens onwaarschijnlijk dat andere voorwaarden zijn overeengekomen en er dus sprake zou zijn van een nieuwe overeenkomst). Als de deskundige bevestigt dat ook naar Frans recht mondelinge verlenging van een distributieovereenkomst mogelijk is, zal op grond van het Iveco/Van Hool-arrest naar verwachting het forumkeuzebeding nog van toepassing zijn, zodat enkel de nietigheid hiervan naar Frans recht nog dient te worden beoordeeld. Naar onze mening dient de deskundige louter te antwoorden op de vragen of naar Frans recht een distributieovereenkomst mondeling kan worden verlengd en of het forumkeuzebeding nietig is naar Frans recht. Alle andere vragen dient het hof te beantwoorden.

    *****

    [1] Art. 25 lid 5 Brussel I-bis Vo.

    [2] P.H.L.M. Kuypers, Forumkeuze in het Nederlandse internationaal privaatrecht (diss. Leiden), Deventer: Kluwer, 2008, par. 12.2.4.

    [3] HvJ EU 28 juni 2017, C-436/16, ECLI:EU:C:2017:497 (Leventis en Vafias), r.o. 34 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.

    [4] L. Strikwerda & S.J. Schaafsma, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer, 2019, nr. 60 onder verwijzing naar HvJ EU 7 juli 2016, C222/15, ECLI:EU:C:2016:525, NIPR 2016/300 (Höszig) en HvJ EG 20 februari 1997, C-106/95, ECLI:EU:C:1997:70, NJ 1998/565 (MSG/Gravières Rhénanes).

    [5] HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Hőszig), r.o. 29-38 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.

    [6] HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Hőszig), r.o. 39-40.

    [7] HvJ EU 21 mei 2015, C-322/14, ECLI:EU:C:2015:334 (El Majdoub), r.o. 39-40.

    [8] HvJ EU 8 maart 2018, C-64/17, ECLI:EU:C:2018:173 (Barbecook), r.o. 27-29.

    [9] HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Hőszig), r.o. 43 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.

    [10] L. Strikwerda & S.J. Schaafsma, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer, 2019, nr. 60.

    [11] F. Ibili, commentaar op art. 25 Brussel I-bis Vo, in: Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer: Wolters Kluwer, 2018 (online, bijgewerkt 1 januari 2020), nr. 15.

    [12] Zo ook L. Strikwerda & S.J. Schaafsma, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer, 2019, nr. 60.

    [13] Asser/Sieburgh 6-III 2018/208.

    [14] HvJ EU 21 mei 2015, C-322/14, ECLI:EU:C:2015:334 (El Majdoub), r.o. 25 en 30 en de aldaar aangehaalde rechtspraak.

    [15] In gelijke zin P.H.L.M. Kuypers, Forumkeuze in het Nederlandse internationaal privaatrecht (diss. Leiden), Deventer: Kluwer, 2008, par 12.5.

    [16] HvJ EG 3 juli 1997, C-269/95, ECLI:EU:C:1997:337 (Benincasa), r.o. 25 en 26 (al zag dit nog op het Executieverdrag, welke geldt als voorloper van de Brussel I bis Vo).

    [17] HvJ EG 16 maart 1999, C-159/97, ECLI:EU:C:1999:142 (Castelletti), r.o. 48.

    [18] HvJ EG 16 maart 1999, C-159/97, ECLI:EU:C:1999:142 (Castelletti), r.o. 48-51.

    [19] L. Strikwerda & S.J. Schaafsma, Inleiding tot het Nederlandse internationaal privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer, 2019, nr. 60 onder verwijzing naar HvJ EG 10 maart 1992, C-214/89, ECLI:EU:C:1992:115, NJ 1996/279 (Powell Duffryn/Petereit).

    [20] Het hof lijkt zich te verschrijven door te wijzen op strijd met ‘openbare zeden’.

    [21] Het hof lijkt zich te verschrijven door de stellen dat het begrip wilsovereenstemming ‘verdragsautonoom’ moet worden uitgelegd.

    [22] HvJ EG 11 november 1986, C-313/85, ECLI:EU:C:1986:423 (Iveco/Van Hool

Kom in contact

Het team van Stonewater in Amsterdam heeft uitgebreide ervaring met adviseren en procederen. Voor informatie kunt u contact opnemen met: